Ruby-Ann Djasmadi

Ik ben Ruby-Ann Djasmadi, sinds juni 2009 getrouwd Atmokario. In ben 25 jaar jong. Veertien jaar heb ik in Suriname gewoond en daarna ben ik verhuisd naar Bonaire, daar heb ik twee jaar gewoond. Na die twee jaar ben ik naar Nederland gekomen. Ik heb hier in Groningen vier jaar gestudeerd aan de Hanze Hogeschool. Ik ben sinds 2007 aan het werk bij een ICT bedrijf, waar ik het erg naar mijn zin heb. We wonen al drie jaar in Hoogkerk. Ik was zestien toen ik hier kwam. Eerst kwam ik alleen hier, want mijn ouders hadden nog een contract op Bonaire, dus zij moesten nog even doorwerken. Ik ging eerst bij mijn siwo wonen, de zus van mijn vader. Ik heb acht maanden bij haar in Zuidhorn gewoond, echt een dorp. Dat was even wennen, want ’s morgens moest ik heel vroeg opstaan en dan met de bus naar school. Soms kon ik wel meerijden met mijn siwo. Sommige dagen als ik laat van school was, bleef ik wel gewoon in Groningen bij mijn andere siwo, bij de broer van mijn vader. Het was fijn dat ik werd opgevangen door familie en dat ik niet echt in mijn eentje hier was. Ik was wel zonder mijn ouders, maar toch had ik het gevoel dat ik niet alleen was. Na acht maanden kwam mijn moeder en na een jaar kwam mijn vader en toen ging ik weer bij hun wonen. Ik heb gelukkig niet veel problemen gehad met aanpassen. Maar het is hier wel heel anders, vooral de manier hoe mensen leven. Alles gaat volgens afspraak en planning, dat was ik niet gewend. In Suriname en op Bonaire ging je gewoon langs bij iemand, als je zin had om te gaan. Hier moest ik het mezelf echt aanleren om van te voren te plannen. Ik kondigde wel aan dat ik langs zou komen, maar dan hoorde ik: ‘Oh, maar je moet wel even zeggen wanneer, want dan pak ik mijn agenda erbij.’ Eigenlijk doe je hier minder spontane bezoekjes. Maar wij zijn nog steeds echt Surinaams, als mensen spontaan langskomen en we zijn thuis dan vind ik het prima. Het hoeft niet per se op afspraak. Maar zo is de maatschappij hier, alles moet volgens de agenda. Zo is iedereen het gewend.

Waar ik ook aan moest wennen waren de verjaardagfeestjes in Nederland. Bij sommige verjaardagfeestjes krijg je alleen een stukje gebak en een stukje kaas, chips, hapjes en metworst. Daar kan ik nog steeds niet aan wennen, maar nu weten we wel bij wie we eerst thuis moeten eten. Wij hebben altijd eten op onze verjaardagsfeestje. Een keertje had mijn moeder taart gekocht en toen werd de taart niet eens gegeten, want iedereen ging gelijk warm eten. Toen zei ze ook dat we de volgende keer geen taart meer gaan kopen, of we moeten de taart echt gaan uitdelen. Dat is een groot verschil met Suriname.

We eten best wel gevarieerd, maar meestal wel rijst natuurlijk. Maar wel de ene dag vis, de andere dag vlees of de andere dag tahoe. Maar alles maken we wel op z’n Surinaams klaar. Eigenlijk op z’n Javaans, hoe we het gewend zijn. Altijd met uien, knoflook en tomaat en een beetje peper. Er moet altijd een beetje peper erbij. Wat dat betreft is er niet echt veel verschil met Suriname. Op verjaardagen is er meestal wel saoto, de andere keer doen de barbecue. Ik heb ook wel eens berkat gerechten gemaakt, dus bami, seroendeng, sambel goreng, gele rijst enzo. Ik kan me herinneren dat er in Suriname bij kinderfeestjes standaard bruine nasi werd klaargemaakt. Er werd dan ei bij gebakken en dat werd in sliertjes gesneden, met komkommer, kroepoek en een beetje vlees erbij.

In Suriname ging ik na school direct naar mijn oma toe. Zij had dan al gekookt, dus ging ik gelijk eten. Dat was tegen één uur ’s middags. Later kwamen mijn ouders van het werk en als we weer thuis waren ging ik weer eten. Daar at ik twee keer per dag warm. Hier eten we één keer warm. We hebben geen vast tijdstip, maar omdat we werken en uit het werk nog moeten koken eten we meestal rond zes uur. Maar in het weekend eten we gewoon als het eten klaar is en als er nog over is van de vorige dag dan eten we dat als lunch.

Ik ben eigenlijk al snel zelf begonnen met koken. Wanneer ik echt begon met koken was toen ik op Bonaire woonde, toen was ik veertien. En ook hier in Nederland, wie het eerste thuis was ging als eerste koken. Zo hadden wij het afgesproken en meestal was ik als eerste thuis. Koken heb ik van mijn ouders geleerd. En ik heb een paar dingen van mijn oma geleerd, echte Javaanse bami met kip bijvoorbeeld. Af en toe bel ik vanuit Nederland om haar een recept te vragen. Ik heb haar bijvoorbeeld gebeld toen ik het Creoolse gerecht pom wilde maken. Ze heeft me toen uitgelegd hoe dat moet, en meestal is het ook gewoon zelf even proberen. Ik keek altijd wel mee als mijn moeder ging koken, ik lette dan op welke ingrediënten zij gebruikte. En uiteindelijk probeer ik de juiste smaak ook te krijgen. Meestal kook ik echt Javaans. Mijn oom was hier laatst en hij maakte een opmerking dat ik echt een Javaanse hand van koken heb, dat vond ik wel grappig. Ik sta er zelf niet zo bij stil hoe die smaken zijn, andere mensen proeven het juist. Toen ik begon met koken op mijn veertiende vond ik het meteen leuk om te doen, maar het ging mij meer om het eindresultaat. Ik vond het vooral leuk om het dan te eten en dat het lekker was. Nu vind ik het wel ontspannend om te doen. Als ik nieuwe dingen probeer komt het weleens voor dat het mislukt, dan ben ik wel een beetje teleurgesteld en het is ook zonde, want dan moet ik t weggooien.

Hier in Nederland heb ik nog geen tjauw min gegeten die net zo proeft als die van Suriname. En wat ik ook mis van Suriname is berkat. Berkat hier is het toch anders, al maken we het zelf. Het is ook wel lekker, maar het is toch anders. Als ik aan berkat denk, dan denk ik aan mijn opa die ’s avonds thuis kwam van een genduren . Mijn opa was imam. Hij kwam dan thuis met zo’n pakketje in een witte doek. Daarin zat berkat gewikkeld in een bananenblad. Hij stond dan voor de deur te roepen: ‘Berkat! Berkat!’ Ik, mijn nichtje, mijn moeder en mijn tantes zaten allemaal te wachten en dan werd het in een grote baskom gezet en iedereen at daaruit met de hand. Ja, dat mis ik. Én endok iwak, dat is viskuit. Het liefst van jarbaka, dat is een soort gladde vis die wordt bereid met masala. Maar dan wel met veel peper, en dan gewoon met de hand eten met warme rijst. Dat is lekker. Hier is het wel te koop in de toko, uit de diepvries. Maar het is snel uitverkocht en heel duur. Het is niet vers, dus het proeft ook anders. En terie proeft ook anders hier. Hier bakken we het niet zelf, want het stinkt natuurlijk in huis. Meestal als gebakken terie uit Suriname komt, dan word het een beetje taai. Warme vis, iwak malem , is ook anders. Hier kun je het wel uit de diepvries halen, maar het is niet vers en het heeft een andere smaak. Dat mis ik wel. Als ik in Suriname ben, vraagt mijn oma mij wat ik wil eten. En ik ben al blij met eenvoudig eten. Jangan bening vind ik ook lekker. Vooral in Suriname met die gebakken terie erbij en sambel. Dan ben ik al tevreden.

Mijn moeder kan lekkere bami maken en mijn vader kan lekkere gule maken. Dat kan ik niet, dat laat ik wel aan hem over. Bij mijn oma en opa van mijn vaders kant heb ik geleerd om vis te eten. Deze opa en oma wonen op Commewijne, dus daar hadden ze sowieso meer vis. Bijvoorbeeld tilapia en trapoenballetjes. En mijn moeder houdt ervan om Chinese dingen te maken. Altijd met kerst, toen we nog in Suriname woonden, maakte ze een Chinese rijsttafel met witte nasi, zoet zure vis, kiem-tjiem kip, tjap tjoy enzo. Maar ze kan ook wel echt lekkere bami goreng en kip maken. Ik merk wel een verschil tussen mijn vaders kant en mijn moeders kant.

Vroeger toen ik nog klein was, was er altijd een genduren bij mijn opa en oma. Er waren altijd mensen van de moskee die bij mijn oma en opa thuis op het erf gingen koken. De oma’s kwamen rewang . Als er genduren was, dan gingen ze ook zelf kippen slachten en dan haalden ze ook al het extra vel van de kip weg en dat bakten ze. Alle kinderen vroegen altijd aan de oma’s, want het waren de oma’s die gingen koken, of we een stukje van die droog gebakken velletjes mochten. Dat werd gegeten met sambel kecap. En dan zeiden ze altijd: ‘Nee, je mag niet want je gaat dom worden. ‘ Dat is me altijd bijgebleven. We gingen wel eens stiekem in de pan, want dat was juist lekker. Maar ons werd altijd verteld dat we dat niet mochten eten, omdat we dan dom zouden worden. Maar nu weten we beter, ze wilden het niet delen met ons omdat het te lekker was. Als kind kreeg je niet veel uitleg. Al ging je vragen waarom dat zo was, kreeg je als antwoord: ‘Gewoon, daarom. Je moet niet vragen.’Nu ik ouder ben ga ik erover nadenken, volgens mij weten ze zelf niet eens waarom. Want zij hebben het ook zo aangeleerd van hun moeder. Dat is hetzelfde met andere bijgeloofdingetjes zoals niet in de deur mogen zitten, je nagels niet mogen knippen ’s avonds. Als je vroeg waarom dat zo was, kreeg je geen antwoord. Zo mocht ik ook niet zingen in de keuken van mijn oma, omdat dat kwade geesten zou aantrekken.

Ik heb ook nog een andere mooie herinnering, dat was in 2007 toen was mijn opa echt doodziek was. Hij at bijna niks meer, hij ging spuugde alles uit. Ik was daar toen op vakantie en had trapoenballetjes gemaakt. Mijn oma had hem eentje gegeven om te proeven en hij at het gewoon. Ik was nog bezig te bakken en toen vroeg ik hem: ‘Opa, wil je nog meer?’ Toen antwoordde hij echt enthousiast: ‘Ja, mang.’ Hij had het niet uitgespuugd. Dat was echt een momentje van hem en mij. Dat ga ik nooit vergeten, want kort daarna is hij ook overleden. Dat is een mooie herinnerring. Terwijl hij doodziek lag op bed wilde hij toch nog wel iets van mij eten.

Ik weet wel zeker dat als wij kinderen mogen krijgen, dat wij hun Javaans gaan opvoeden, want daar ben ik zeker trots op. Ik ben ook opgevoed met het Javaans eten, maar ook gewoon met de normen en waarden. Het is me wel opgevallen dat Javanen in Nederland zich er meestal voor schamen dat ze Javaan zijn. Sommige leeftijdsgenoten van mij zijn echt Javaans en ze zien er ook als een Javaan uit, maar ze zijn er toch niet trots op. Dus als het aan hen ligt zal het wel verwateren in de toekomst, ben ik bang. Javanen hebben al gauw de neiging om hun eigen cultuur te vergeten en zich aan te passen aan een andere cultuur. Ze praten dan bijvoorbeeld alleen Nederlands en geen Javaans meer. Er zijn ook Javanen die alleen aardappels eten en geen bami, babat of ceker meer eten. Dat vind ik wel jammer. Integreren is belangrijk, maar je moet je zelf niet verliezen. Ik heb het meegekregen van mijn ouders dat je trots moet zijn op waar je vandaan komt. Je voorouders hebben hard gewerkt om ervoor te zorgen dat hun nakomelingen het toch een beetje goed hebben. Ik weet nog dat mijn vader me altijd vertelde over vroeger en hoe hij werd opgevoed. Omdat zijn ouders zoveel kinderen hadden ging hij veel bij zijn opa door wie hij meer werd opgevoed. Dan besef je wel dat we het best goed hebben. Zo heb ik geleerd meer te waarderen wat ik heb en waar ik sta in het leven. Het voegt toch iets toe aan je leven, als je weet waar je vandaan komt. Ik ben er ook trots op dat ik Javaans kan praten. Vroeger moest ik altijd Javaans praten tegen mijn mbah buyut . Als ik in Hoogezand ben en ik praat Javaans met een oma en die oma zegt: ‘oh je weet ook wat dat is in het Javaans, dat je dat nog weet!’, vind ik zo dat leuk. Als oudere mensen merken dat je Javaans kan praten zijn ze echt blij en doen ze ook anders tegen je. Het is een vorm van respect voor de opa’s en de oma’s. Maar mijn Javaans is wel achteruit gegaan, sinds ik niet meer in Suriname woon. Omdat ik geen mbah buyut meer heb, praat ik het gewoon veel minder. Het eten is ook een belangrijk onderdeel van mijn Javaanse identiteit, want ik ben er mee opgegroeid. Dus ik moet er niet aan denken dat we ineens geen bami of saoto meer gaan eten. Ik hoop dat het zo blijft, maar het moet ook overgedragen worden aan de volgende generaties. Daar zal ook ik een bijdrage aan leveren.

Betekenis Javaanse woorden:

Siwo = Oudere broer of zus van vader of moeder
Berkat = pakje met (gezegende) spijzen dat de deelnemers aan een rituele offermaaltijd na afloop mee naar huis nemen.
Genduren = rituele offermaaltijd
Terie = Gedroogde gezouten visjes
Iwak malem = gerookte vis
Gule = gerecht met vlees (meestal rund) en santen
Rewang = helpen
Babat = maag, pens
Ceker = kippenvoet
Mbah buyut = overgrootoma of –opa