Een eigen huis, een plek onder de zon

‘Een eigen huis, een plek onder de zon’, zo heet de documentaire die Isaura Sanwirjatmo maakte voor VPRO Dorst. In deze documentaire onderzoekt zij het concept ‘thuis’. Dat doet zij door haar eigen familie in beeld te brengen: haar Javaans-Surinaamse vader en haar Nederlandse oma. Beide vertellen zij over de beleving van ‘thuis’. Voelen zij een binding met de plek waar zij wonen?

De documentaire is van 10 tot 17 november ook te zien op VPROTV!

http://www.vpro.nl/vprotv.html

Bosari te zien in Nieuw Land

Van 26 november tot en met 15 december zijn de werken van kunstenaar Robert Bosari te zien in het Nieuw Land Erfgoed Museum in Lelystad.

Zijn werken zijn onderdeel van de tentoonstelling ‘Wereldburgers’. Persoonlijke verhalen van Amsterdammers, Marokkanen en Surinamers die in de jaren 70 en 80 in de polders van Lelystad gingen wonen, komen samen in deze tentoonstelling. ”Wereldburgers” laat zien hoe het dagelijkse leven er voor deze migrantengroepen uitzag. “Grappige, gekke en vooral verrassende ontboezemingen zijn te zien, te horen en te lezen in de tentoonstelling”, aldus het Nieuw Land Erfgoed Museum.

Robert Bosari werd geboren in Paramaribo, maar groeide op in Commewijne waar hij zijn creativiteit ontdekte. Hij won verschillende schilderprijzen en heeft in talloze plaatsen geëxposeerd. In het kader van 120 jaar Javaanse Immigratie vertelde Bosari zijn levensverhaal aan STICHJI. Fragmenten hieruit zijn terug te lezen op de website www.javanenindiaspora.nl.

Voor meer informatie over de tentoonstelling Wereldburgers ga naar www.nieuwlanderfgoed.nl

Trauma bij Javaanse immigrant doorbroken

Door Tascha Samuel, DWTonline 10/07/2013

De Javanen die naar Suriname zijn gekomen, hadden een hard leven. Lange werkdagen van zes uur ’s morgens tot zes uur ’s avonds, slecht eten en vreselijke leefomstandigheden brachten velen een leven van frustratie. Maar de familiebanden die soms tegen wil en dank verbroken werden, waren tegen de Javaanse traditie.

Dat leverde samen met het harde werken en slechte omstandigheden op de plantages, reële trauma’s op. Generaties later is een bezoek aan Indonesië dé oplossing voor majoor Edward Redjopawiro. Hij doet ook onderzoek naar het immigratieverleden van de Javaanse immigrant en het trauma dat de groep heeft opgelopen.

In de Pura Besakih tempel gaan de heren in gebed bij de hindoegod Vishnu. Ondanks zij Javanisten zijn is er geen begrenzing daarin. Vader Toekimin Redjopawiro is de derde persoon op de rij met pet op.-.

Beeld: Collectie Edward Redjopawiro

Edward behoort tot de vierde generatie van de familie Redjopawiro. Het is zijn overgrootvader Toekiran – toen nog Tokarijo – die besluit in 1922 tegen de wil van zijn ouders, een beter leven te zoeken in Suriname. De beloften van goed werk, betaling en eigen grond geven Toekiran het gevoel dat hij het zal maken in het leven. Hij is de meest rebelse zoon van zijn vader Tokarijo. Overgrootvader Mbangun Tokarijo is niet blij met het besluit van zijn zoon. Mbangun betekent ”ontwikkeld” en Tokarijo ”Hard werken”. “Maar door de hardheid van het leven ontgoocheld en gefrustreerd, veranderde Toekiran zijn naam zoals vele andere Javanen. Hij noemde zich toen Redjopawiro, wat ”strijders voor rijkdom en geluk” betekent. “Hij is met grootspraak en in onmin met zijn vader vertrokken. En alleen dat al is een trauma. Want vanuit het Javaans gedachtegoed (Adat) moet je je ouders ten koste van alles respecteren en eerbiedigen. Grootspraak en schelden zijn taboe. Je wordt verworpen in het dorp als men het weet”, vertelt Edward. Daarnaast heeft hij de belofte van ”een beter leven” helemaal niet kunnen waarmaken.

Het leven van Toekiran op plantage Peperpot is zwaar. Het begint al om vijf uur in de ochtend met klaarmaken voor het werk op de cacao- en koffieplantage dat stipt om zes uur begint. “Ze werden vaak mishandeld. En officieel mocht er bij de districtscommissaris of de plantageopzichter wel een klacht hierover worden ingediend. Maar ze waren bang voor represailles, want als je ging klagen werd je slechter behandeld. Velen werden opgesloten omdat ze niet wisten waarvoor ze hadden getekend”, vertelt Redjopawiro hoofdschuddend. De mensen waren vaak analfabeet en hadden met een ”duimafdruk” getekend zonder ook maar enig idee te hebben wat er stond op het papier.

Hoogzwanger
Iets wat voor enorme emotionele verwondingen heeft gezorgd is de opsluiting van oma Redjopawiro. Zij was zwanger van het vierde kind en lustte wat koffie. Zij nam een handvol mee en werd dientengevolge gearresteerd en weggebracht. “Mijn oma was hoogzwanger en beviel in degevangenis op Domburg. Mijn vader wil niets over dit schandelijk verhaal horen. Zijn vader schaamde zich en was verdrietig hierover. Deze vernedering leeft nog sterk bij mijn opa.” Toen het zesde kind werd geboren, overleed oma tijdens de bevalling. “Oma was een kleine vrouw die keihard werkte op het veld en voor de kinderen en het huishouden zorgde. Het was haar te veel”, vertelt Edward.


Vader Toekimin kan de wens van zijn vader eindelijk in vervulling brengen. Bij het graf van grootvader Tokarijo vraagt hij om vergiffenis samen met zijn zonen en een schoondochter. De man met de pet is een achterkleinkind van Mbangun Tokarijo.

Vergiffenis
De vrouw die opa toen nam was een spreekwoordelijke ”stiefmoeder”. “Ze behandelde de kinderen niet goed. Ze was materialistisch. Eén van de vreselijke dingen dieze heeft gedaan, was spaargeld van mijn broer nemen om zijn rijbewijs te maken…” Edward moet even slikken als hij eraan denkt. Het heeft ook hem gekwetst. “Opa was een arme man met zes kinderen. Mijn vader Toekimin was de meest nederige van de zonen. Naarmate opa ouder werd, ging hij steeds meer praten over Indonesië en zijn ouders. Aan Toekimin vroeg opa om naar Indonesië terug te gaan om namens hem vergiffenis (ngapuroh) te gaan vragen aan de familie.” Dat hij zelf niet terug kon gaan, was een diepgewortelde frustratie voor opa. “Toen hij hoorde dat zijn vader was overleden en daarmee de kans om echt zelf vergiffenis te vragen vervaagd was, raakte hij in een diep dal. Het lijkt raar, want opa was toen al een volwassen man, maar hij is diep ingeworteld in zijn ”Javaan zijn””, legt Edward uit.

Disharmonie
De vader van Edward is na enige tijd het leven op Peperpot zat. Hij wil uit de armoede en de negatieve sfeer die er daar heerst. “Door de vele ruzies tussen vader en stiefmoeder ontstonden er onderling ook ruzies tussen broers en zusters. Op gegeven moment spraken velen van hen niet met elkaar.” Dat is echt een hele vervelende situatie binnen een Javaanse familie. Want volgens de Adat gaat de Javaan haast ten koste van alles, conflict uit de weg. Harmonie (Rukon) moet ten koste van alles bewaard blijven. “Maar dit is een trauma, als gevolg van het overlijden van mijn oma. Daar heeft men niets mee gedaan.”

Liefde en toewijding
Het streven naar een beter leven van vader Toekimin, maakt het leven van zijn zeven kinderen heel moeilijk. “Pas toen mijn vader ouder werd en met mij ging praten over zijn vader, begreep ik waarom hij zo achter ons aan zat. Ik was niet dom maar wilde ook niet echt leren. Dat leverde slaag op. Veel pakslaag, ook voor mijn andere broers”, licht Edward toe. “Dat is mijn vaders trauma geweest. Hij hield van ons en wilde ten koste van alles zorgen dat we een goede scholing kregen. Vaak als hij ons had geslagen, kwam hij later met zalf om de zere plek in te smeren als we sliepen. Dat toonde zijn liefde en zijn toewijding als vader. Ik ben hem dankbaar.” Edward wordt even stil. Hij is zich ervan bewustdat door hierover te praten er een doorbraak heeft plaatsgevonden.


Dit is de ruïne van de koffie- en cacaofabriek op Peperpot waar de moeder van Toekimin in gevangenschap was genomen nadat ze beschuldigd was van het ”stelen” van een handvol koffie. De zwangere vrouw baarde haar kind in gevangenschap op Domburg.

Slametan
“Javanen praten niet over zulke zaken. Het zijn kwetsende dingen die ze in zich vasthouden en die zorgen voor afwijkend gedrag. Om helemaal in het reine te komen en vergiffenis te vragen, zal er een speciale familie Slametan gehouden worden. In juni 2011 gingen vader Toekimin en zoon Edward naar Indonesië waar zij volgens het Javaans ritueel bij het graf van de overgrootouders vergiffenis gingen vragen. Er werd geld achtergelaten voor het maken van een goede grafsteen. “Door de Slametan zal de disharmonie die zoveel negativiteit heeft gebracht, hersteld worden. En kunnen we doorgaan in harmonie.”.-.

Bronvermelding: Tascha Samuel. Trauma bij Javaanse immigrant doorbroken, DWTonline 10/07/2013

Slametan: herstel van harmonie en zegenbede

Door Tascha Samuel, DWTonline 10/07/2013

In de hobbelige Libanonweg woont de 87-jarige Toekimin Redjopawiro, die om vergiffenis (ngapuroh) wil vragen namens zijn vader Toekiran, voor begane zonden. Door handelingen gepleegd in het verleden is er een trauma ontstaan die zorgt voor het verstoren van de harmonie (rukon). Een slametan is een goddienstige bijeenkomst die voor verschillende doeleinden wordt gehouden.

Familieleden vouwen de bladeren op waarin het eten is geplaatst.Iedereen schijnt te weten hoe het moet om een mooi bakje te maken, waarin alle eten past.

Buitengewoon formeel Javaans

het gebedsmoment is heel emotionel voor Bepak Toekimin en hij laat zijn tranen dan ook de vrije loop. Hij denkt terug aan de harde tijden van vroeger en het verzoek van zijn vader, waaraan hij nu eindelijk met deze slametan een punt achter het verleden kan zetten.

Onder het zinken dak waaronder stoelen zijn geplaatst, hebben familieleden plaatsgenomen. Er wordt zacht gepraat in afwachting van het moment waarop de slametan kan beginnen. De kaum (geestelijke voorgangers in het Javanisme) zitten op een rij. Gekleed in zwart met op hun hoofd het typische hoofddeksel van de Javanisten. Die dragen elk de typerende ”hoed” genaamd blangkon. Het hoofddeksel heeft een bolle vorm en past precies om het hoofd en ze zijn allemaal verschillend van vorm en stof. De basis is zwart met een andere ”Javaanse stof”. “De diverse hoeden geven de verschillende plaatsen aan waar men vandaan komt zoals de hindoeïstische blangkon uit Djokyakarta, die verschilt met die uit Soloh, Sudan of van Bali”, legt zoon Edward Redjokromo uit. “De taal die gebezigd wordt bij een slametan is heel respectvol. Zeker in deze zaak waar het gaat om het verzoeken van vergiffenis en herstel van harmonie. De taal is diep Javaans en buitengewoon formeel.”

Symbolische betekenis

Bepak Toekimin kijkt lachend en tevreden toe terwijl zijn zoon Edward de vele porties opschept voor familieleden om mee te nemen.

Net voordat de dienst start, wordt er op een tafel tal van voedingswaren geplaatst. Alles heeft haar eigen symbolische betekenis. Enorme bakken met witte en gele rijst, waarop een bruine en een gele gebakken hele kip ligt. Maar ook een glas water waarin jasmijnbloemen zijn gedaan. Een blad met daarin gekookte zoete aardappelen en een bak met snoepjes. Sroendeng en Goedangan (kokos gerechten) en een mooie rijpe bos bacoven. De witte rijst symboliseert een heldere weg die men op wil gaan. De geroosterde kippen zijn een beeld van mannelijk en vrouwelijke harmonie. Bacoven staan voor vruchtbaarheid en een goed leven. Water is het teken voor leven en de jasmijn erin staan voor voorspoed in het leven. Kokos staat voor standvastigheid en vruchtbaarheid. Al dit eten wordt later uitgedeeld. Iedereen krijgt driebladeren die op een speciale manier worden gevouwen zodat er een soort bakje ontstaat. Bamie, gekookte pinda”s, gekruide aardappelen, visballetjes en peyeh worden toegevoegd aan de enorme hoeveelheid eten.

Verleden los laten
De dienst start allereerst met het groeten van alle aanwezigen.

Bepak Toekimin Redjopawiro loopt met licht gebogen hoofd naar de tafel waar de geestelijken zitten. Op nederige toon doet hij zijn verzoek. “Hij heeft al gevraagd maar protocollair om het zo te noemen, moet hij weer vragen. Daarna gaat hij uitgebreid het probleem voorhouden aan de geestelijken en hen vragen te bidden voor het probleem”, licht Edward zacht fluisterend toe. Iedereen zit eerbiedig te luisteren. De mannelijke familieleden hebben aan een andere tafel naast de geestelijken plaatsgenomen. De kaum neemt de gegevens van Bepak Toekimin op, en die van zijn grootvader. Hij ontsteekt een hoopje wierookbladeren en al gauw verspreidt de zachte geur zich onder de tent. Zachtjes nauwelijks hoorbaar doet hij een gebed. Bepak Toekimin begint zachtjes te huilen. De tranen stromen over zijn wangen, die hij rustig afveegt. Hij schaamt zich er niet voor en is blij dat hij dit eindelijk kan doen. “Het was tijd. Het zal hem genoegdoening schenken”, meent zijn andere zoon Kenneth. “Het is de tijd om alle verdriet en pijn van het verleden los te laten.”

Serene vrede en rust
Een andere geestelijke gaat daarna luidpratend weer in gebed. Het praten heeft een zangerige toon en klinkt inderdaad een stuk anders dan het gewone Javaans. Het gebed wordt op gezette tijden ondersteund door het gezamenlijk uitroepen van ”ngih” of ”amin” wat ”het zij zo” betekent. Er wordt gebeden voor vergiffenis, herstel, zegen en voorspoed. Na het officiële gedeelte lijkt het alsof op commando de mannen beginnen te werken. Ze hebben allemaal hun taak en al gauw vult de tent zich met de geur van smakelijk eten. Soft wordt ingeschonken, snacks verdeeld en we worden plotseling opgeschrikt door het klinken van een paar korte pagara salvo”s. Dat maakt de plechtige sfeer in een keer tot een vrolijke, want iedereen is geschrokken en lacht. Maar ook het gezicht van Bepak Toekimin is veranderd. De blik en glimlach op zijn gezicht is er een van serene vrede en rust. “Mi breyti en verdrietig tegelijk,” zegt hij niet nader verklarend met gesloten ogen. Hij zucht diep en neemt een slokje cola.

Gado Blessie
Bepak Toekimin heeft 26 jaar bij Suralco gewerkt. Zijn Nederlands is slecht en verrassend genoeg is zijn Engels veel beter. “Mi no sabi fa, ma a engels doro fu wroko toch”, geeft hij met trots aan. Hij heeft zich opgewerkt van exploratie medewerker tot chauffeur en heeft een huis kunnen bouwen voor zijn gezin bestaande uit zijn echtgenote, zeven jongens en een dochter. Allemaal hebben minimaal de middelbare school doorlopen, een is agent van politie, Edward is een hooggeplaatste militair met een academische opleiding en een andere zoon ook afkomstig van de Universiteit is directeur bij een ministerie. Hij is heel trots op zijn kinderen die hij met de harde hand heeft opgevoed. “Op zo een dag kan je alleen blij zijn. En nanga Gado blessie dan ala sani moro boeng”, meent Bepak Toekimin, tevreden zuchtend, dat hij dit allemaal achter zich kan laten.-.

Bronvermelding: Tascha Samuel. Slametan: herstel van harmonie en zegenbede, DWTonline 10/07/2013

De ”gekke Javanen” van Suriname

Door Elske Schouten, NRC Handelsblad 08-08-2012

Iedere taxichauffeur in Jakarta aan wie ik vertel dat ik uit Nederland kom, kijkt in zijn achteruitkijkspiegel nog eens naar me. Met mijn donkere huid en bruine krullen zie ik er niet uit als de gemiddelde londo. Vaak raadt hij zelf hoe het zit. Komt mevrouw soms uit Suriname?

Alle Indonesiërs kennen Suriname, het land van mijn moeder. Alleen denken ze dat het een eiland voor de kust van Nederland is. En dat op dat eiland alleen Javanen wonen. De volgende vraag laat nooit lang op zich wachten: ,,Oh, maar dan spreek je dus Javaans?”

In Suriname wonen de Javaanse broeders, dus houden ze in Jakarta van Suriname. Op televisie worden elk jaar een stuk of wat programma”s over Suriname uitgezonden. Sommigen herinneren zich het bezoek van een Javaans-Surinaamse minister. Een bezoek dat voor enig gegniffel zorgde. Wat een grap, een minister die praat als een rijstboertje! Want het hoog-Javaans dat hoogwaardigheidsbekleders met elkaar spreken, is blijkbaar niet meegereisd met de vele Javaanse contractarbeiders die naar Suriname werden verscheept.

Op 9 augustus 1890 kwamen de eerste Javanen in Suriname aan. Arme boeren van het dichtbevolkte platteland van Java. De Nederlandse koloniale regering had hen geronseld om ze aan het werk te zetten op de plantages in Suriname, waar door de afschaffing van de slavernij gebrek aan mankracht was.

Tot 1939 zouden zo”n 30.000 Javanen de overtocht maken. Onder hen waren de ouders van de nu 69-jarige Sarmoedjie. Geboren in het Surinaamse rijstdistrict Nickerie en door toeval als enige van zijn gezin weer op Java beland. Maar de gepensioneerde kolonel uit het Indonesische leger is zijn geboorteland niet vergeten. Speciaal voor de gelegenheid spreekt hij Nederlands doorspekt met ”taki taki”, zoals hij het Surinaams noemt.

In zijn huis in Jakarta vertelt hij hoe zijn ouders rond hun zeventiende jaar waren overgehaald om naar Suriname te vertrekken. In Suriname was het leven beter, zeiden de ronselaars. Alles zou worden betaald. Eenmaal aangekomen viel het ze vies tegen, zegt Sarmoedjie. ,,Het werk was heel zwaar en het was verplicht. Hier in Indonesië werkten ze lang niet zo hard.” Bovendien keken creolen en Hindoestanen, die al langer in Suriname woonden, op hen neer. Lau-lau Japanesi, werden ze genoemd. Gekke Javanen.

Na vijf jaar contractarbeid zou Nederland de terugreis betalen. Zo”n 7.500 arbeiders besloten dat ze wilden terugkeren. Maar de werkelijkheid was anders, zegt Sarmoedjie. Gezinnen die terug wilden, moesten eindeloos wachten op een plek op de boot. Wie zich daarentegen permanent in Suriname vestigde, kreeg een premie van 100 Surinaamse gulden. Veel Javanen voelden zich gedwongen om dat aanbod te accepteren; Sarmoedjie vermoedt dat het zo ook met zijn ouders is gegaan.

Maar de heimwee bleef knagen. Dus toen Indonesië in 1949 onafhankelijk werd, maakten vele Javanen zich op voor een terugkeer. Sarmoedjie ging in 1954 mee op de eerste boot, de Langkoeas, samen met zijn pleegvader; als achtste van tien kinderen was hij weggegeven aan een kinderloos echtpaar, zoals nog altijd vaak gebeurt op Java. Zijn echte ouders en broers en zussen, met wie hij nauw contact had, zouden op de volgende boot stappen.

Terwijl de toen 11-jarige Sarmoedjie genoot van de lange reis, wist hij nog niet dat die volgende boot er nooit zou komen. Door het conflict van Nederland en Indonesië over Nieuw-Guinea en door een gebrek aan financiële middelen is de verwachte massale terugkeer er nooit van gekomen, weet hij nu. De ruim duizend passagiers van de Langkoeas zouden de enige officiële remigranten blijven.

Bovendien kregen bijna alle repatrianten spijt van hun terugkeer. Ook Sarmoedjies pleegvader. De regering van Soekarno wilde hun op het dichtbevolkte Java geen grond geven. Ze kwamen terecht in het dorp Tongar op Sumatra, tussen de Minangkabau, met een volslagen andere cultuur. Sarmoedjie herinnert zich hoe zijn pleegvader in Suriname een houten huis en tientallen geiten had. Hun huisje in Tongar was van bamboe. Voor de velden waar ze groente zouden verbouwen moesten de Surinaamse Javanen zelf het bos omkappen.

Nog altijd wonen in Tongar enkele tientallen Surinaamse Javanen en hun nazaten. Anderen, zoals Sarmoedjie, zijn over de archipel verspreid. Door hard te werken wist Sarmoedjie op te klimmen tot kolonel. Hij heeft het gemaakt, vindt hij. Voor zijn drie kinderen heeft hij huizen kunnen kopen. ,,Nu denk ik: gelukkig ben ik teruggegaan. Anders was ik misschien nog een boer in Nickerie.”

Twee jaar geleden bezocht Sarmoedjie voor het eerst weer zijn geboorteland en werd hij herenigd met zijn broers en zussen. Een Indonesische televisieploeg legde de ”thuiskomst” vast. Een halfjaar later vierde Sarmoedjie zijn 68-jarige verjaardag in Paramaribo. Hij laat een dvd zien van hoe hij feestte, te midden van stoere neefjes en schaars geklede nichtjes. ,,Er werd gedanst en cabaret gespeeld tot en met bam”, geniet hij nog na. En dat terwijl Javanen op feestjes niet dansen.

Het was niet het enige verschil tussen Sarmoedjie en zijn Surinaamse familie. Aanvankelijk schrok hij van de onbeleefdheid van zijn jonge familieleden. Ze raakten zomaar zijn hoofd aan. Begonnen met eten zonder te wachten tot de ouderen klaar waren. En ze praatten zo hard. ,,Dat komt misschien door hun omgeving, want de negers hebben een heel harde stem.”

Sarmoedjie heeft Suriname inmiddels weer omarmd. In oktober hoopt hij het weer te bezoeken, dit keer met een handelsmissie. Hij hij een grote doos dodol tevoorschijn: plakkerig snoep gemaakt van kokosmelk en rijstebloem. Voor de export naar Suriname. En dat is nog maar het begin. Hij ziet ook een markt voor leren jassen, schoenen, kunstmest, batik en zonnecellen.

Bovendien hebben ze in Suriname mankracht nodig, zegt hij, want het land heeft veel te weinig inwoners. ,,Ik wil er mensen naartoe brengen om op de palmolieplantages te werken.” Tijdelijke contracten van een paar jaar. Al mogen de werklui natuurlijk ook blijven, als ze dat willen.

Javanen: van Nederlands-Indië naar Suriname

De eerste Javanen uit Nederlands-Indië kwamen in 1890 naar Suriname. De Nederlandsche Handel Maatschappij (voorloper van ABN Amro) had in dat jaar toestemming van de koloniale autoriteiten gekregen om 94 contactanten op de plantage Mariënburg in district Commewijne te werk te stellen. De immigratie van contractanten werd noodzakelijk geacht omdat de Surinaamse plantages door de afschaffing van de slavernij niet over voldoende werkkrachten konden beschikken.

De Nederlandse regering had de immigratie van Javanen mogelijk gemaakt om niet langer afhankelijk te zijn van de Britse autoriteiten, die zeggenschap hadden over de migratie uit Brits-Indië.

Tussen 1890 en 1939 werden 32.956 Javanen in Suriname aangevoerd. Aanvankelijk ongehuwde mannen, want dat was voor plantagehouders het goedkoopst. Bijna een kwart van de Javaanse contractanten maakte gebruik van het recht om na de contractperiode van vijf jaar naar Java terug te keren.

Het recht op terugkeer was na de Tweede Wereldoorlog voor Javanen een belangrijk motief om zich politiek te organiseren. De Indonesische onafhankelijkheidsstrijd had hun politieke bewustzijn aangejaagd.

In 1954 keerden zo”n duizend Javanen per schip naar Indonesië terug. De remigratie van Javanen stopte daarna door de slechte relatie tussen Nederland en Indonesië. Bovendien hadden Javanen in Suriname inmiddels de Nederlandse nationaliteit gekregen.

Bronvermelding: Elske Schouten. De ‘gekke Javanen’ van Suriname, NRC Handelsblad 8 augustus 2012, Section: Het Grote Verhaal.

Onderzoek naar moslim- en christenmigranten in Nederland

Jennifer Vos van de de Radboud Universiteit in Nijmegen is op zoek naar Surinaamse en Indonesische moslims en christenen in Den Haag. Meer informatie over haar onderzoek leest u hieronder. Mocht u interesse hebben, dan is zij te bereiken via onderstaand e-mailadres.

Hallo, mijn naam is Jennifer Vos en ik ben onderzoeker aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Ik werk aan een promotie-onderzoek naar moslim- en christenmigranten in Nederland. Voor dit onderzoek ben ik op zoek naar Surinaamse en Indonesische moslims en christenen in Den Haag. De groep Javaanse Surinamers is natuurlijk extra interessant omdat Javaanse-Surinamers zowel Javaanse als Surinaamse roots hebben. Ik ben op zoek naar (Javaans-)Surinaamse christenen en moslims die iets willen vertellen over hoe het is om in Nederland als (Javaans-Surinaamse) moslim/christen te leven.

Als het u wat lijkt, zou ik u dan een keer mogen interviewen?
U kunt contact met mij opnemen via het e-mailadres:j.vos@nim.ru.nl